grotschildering

“Over ‘De Vreugde van Giotto’ peinzend,
begint zich iets te onthullen,
van hak op tak springend keer ik terug naar Tàpies
en het al dan niet eidetisch geheugen
van de grotbewoners, terug in m’n schulp!”

koude windvlaag doet ’s winters de Inwit in mij ontvlammen
glaciale luchtstroom, kristal honden kennen geen humus

heidens gedicht maakt eidetische dwaasheid met de grond gelijk
verzinsel zonder verbeelding van wat was in het Siluur; van Devoon rotsen, nog minder

magisch denken, supra bewustzijn
roept het dier gestoeld in mijn ziel.

Schub, Taag - lak, slijk - Tigris, Uruguay, Paraná, Eufraat,
Caracoles - lotus, blubber, Irupé. modder….

14 IV 14


 
 
 

home